donderdag 29 januari 2015

Afscheid van een #held - Jos Lenaers 1922-2014


Jozef Lenaers. Ik lees de naam op zijn paspoort en staar naar de letters. Ik was bijna vergeten hoe hij echt heette. Als kind al verwonderde ik mij over de vele namen die mijn grootvader droeg. Sta mij toe om samen met u te graven in mijn herinneringen.

‘Jos’ was hij voor bomma, terwijl hij haar nochtans consequent ‘ma’ of ‘mètske’ noemde. Twee handen op één buik. Twee mensen die onvoorwaardelijk van elkaar hielden. Twee mensen die meer van de wereld hebben gezien dan wij ooit kunnen meemaken. Oorlog en vrede, vreugde en verdriet, lief en leed. Nooit week hij van bomma haar zij. Onafscheidelijk. Een rots van ouderwetse liefde in deze moderne tijden. Ik denk nog vaak aan zijn heroïsche verhalen over hoe hij met de fiets kwam ‘vrijen’ in Zutendaal. ’S nachts reed hij terug van de Sprinkele naar Tongeren.

Vic en Lambert zeiden altijd ‘pa’. Hij was hun vader, hun mannelijk baken in het huis vol met vrouwen in de Sprinkele. Hun namen gonsden nog vaak na in zijn verhalen:  moeder, ma, tant Katrien, tant Greta, tant Lèn, tante nonneke. Maar hij stond zijn mannetje. Hij leerde zijn zonen hun gezond verstand te gebruiken en te relativeren, afstand nemen om de dingen beter te zien. Hij leerde hen onbezorgdheid en van het leven te genieten: vakantie op tijd en stond. Lekker eten. Een goed glas wijn of een dikke pint. Ik hoor het hem nog zeggen: “Bij mosselen hoort een goei pint bier.”
‘Bompa’ was hij voor Aline en Lennart, zijn twee kleinkinderen uit Leuven. Honderden keren pendelde hij met bomma heen en weer: verjaardagen, communies, nieuwjaar, alle redenen waren goed. Op het einde werd Leuven een eind, maar uit het oog betekende niet uit het hart. Zijn twee bengels weken nooit van de schouw. Op de valreep mocht hij zijn derde achterkleinkind Jeanne-Louise nog leren kennen. Voor nummer vier, in de buik van Sophie, moest hij net te snel vertrekken. Maar geen paniek, we zullen hen later veel over jou vertellen.

Voor al de rest was er 'nonk Jos'. Familie of vrienden, ver of dichtbij, iedereen was welkom bij nonk Jos en tant Tilke. Als ik hier vandaag veel mensen ken, heb ik dat vooral te danken aan mijn dagelijkse bezoeken op Sprinkele 77. Altijd was er volk in huis, of ze nu uit Tongeren kwamen, uit Zaventem of uit Gent. Altijd werd er geaperitieft, in de tuin gezeten, gedronken, gegeten, gefeest en gelachen. Blijven logeren? Geen probleem, bedden genoeg. Een open huis zoals ik ze nog maar zelden tegenkwam. Iedereen was welkom, iedereen was familie, een bord was snel bijgeschoven. Het tegeltje aan de muur vat het goed samen: ‘Wie als vriend hier binnengaat, komt nooit te vroeg maar steeds te laat.”

Tot slot. Voor mij, voor Petra en voor zijn oogappels Hannelore en Pieterjan was hij altijd parrain. Op vakantie in Frankrijk hoorde ik de kinderen hun peter parrain noemen. Terug thuis in Zutendaal is bompa parrain geworden. En hij is het altijd gebleven. Hij was ook een echte parrain. Bezorgd als het kon, streng als het moest, maar steeds een vat vol wijsheid. Belezen en intelligent. Ik heb zoveel van hem geleerd. We hebben zoveel van hem gekregen. Niets was hem teveel. ‘Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft.’ Mijn levensmotto heb ik aan hem te danken.

Weet je nog, vroeg iemand me, wat zijn laatste woorden waren? Ik weet het nog heel goed en zal ze nooit meer vergeten.
Ik zei tegen hem: “Bedankt voor alles, parrain.” Hij prevelde maar één woord terug: “Bedankt”.

Bedankt Jos, pa, bompa, nonk Jos. Bedankt parrain. Bedankt voor alles. We zullen je nooit vergeten. Jij was mijn held.


Je kleinzoon Wim